16 mei Marielle van Doorn
Rol/ functie: Kostuumcoördinator
31 maart 2023
Vraag Mariëlle van Doorn en Bep Gerritse een groep toneelspelers aan te kleden en het komt voor elkaar. Samen met een club handige naaisters werken ze al maanden aan de garderobe voor spelers en figuranten van het Cuneratheater.
Na wat puzzelen herinnerde kostuumontwerper Mariëlle van Doorn zich een markt met oeroude ambachten in Duitsland. Ze weefden er middeleeuwse kleding met de technieken van toen: lange rechte lappen van 50 centimeter breed. ‘Naai je die aan elkaar, dan krijg je een soort tuniek’, zag ze. ‘Een blouse waar je een riem om doet om de boel bijeen te houden.’
‘Een volk van jagers draagt bont’, realiseerde Bep Gerritse zich en bedacht meer praktische kleding. En ze ontdekte opvallende verschillen met onze kleren: ‘Mensen droegen toen geen kousen. Ze droegen bandages om de kuiten. Toen gingen wij lakens scheuren om die om onze benen te wikkelen.’
Gordijnstoffen zijn een uitkomst. Al blijft het surrogaat, want onze voorouders droegen linnen en wol. ‘Die echte stoffen vallen gelijk goed, maar ze zijn veel te duur’, zegt Mariëlle van Doorn. ‘Synthetische stoffen zijn goedkoper. Maar die moderne stoffen vallen anders, de kleuren zijn anders, dat ziet er niet uit.’
Bep Gerritse: ‘Een koning moet je goed aankleden. Dat is belangrijk. Je wilt voorkomen dat het publiek denkt: ‘Huh? Staat daar nou een koning?’ Zulke gedachten leiden af van het verhaal.’
Aan kostuummakers is voorlopig geen gebrek. Een tiental vrouwen schuift geregeld gezellig aan om kleding te naaien. Genoeg handen om de veertig spelers en figuranten elk aan twee of drie kledingstukken te helpen. Maar er komen misschien nog meer figuranten bij. Dan zijn er ook meer kostuumakers nodig. (Interesse? Cuneratheater.nl)
Mariëlle van Doorn: ‘Als iedereen straks is aangekleed voor de voorstelling dan is dat de kroon op ons werk. Maar als ik nu in mijn huis een kamer vol dozen met lappen stof zie, besef ik hoeveel werk er nog wacht. Straks, na negen maanden werken, is het kind er en zijn wij bekaf.’